Het begint al in het voorjaar. Wanneer de eerste
zonnestralen komen piepen, wanneer het eerste citroenvlindertje voorbijvliegt,
wanneer we voor het eerst buiten in T-shirt kunnen rondlopen, dan willen we
graag iets aan onze lijn doen. In de winter kunnen we dat extra laagje vet nog
verantwoorden (de feestdagen, he), maar in de lente willen we toch graag dat er
niet te veel overtolligs meer te zien is. In de lente moeten we echter ook nog
hard werken en dan gaat het meestal niet veel verder dan een stukje vlaai
weigeren of een pralientje minder eten. Als die grote vakantie dan aanbreekt en
de strandvakantie wel heel erg dichtbij komt, denkt iedereen aan ramptaferelen
in bikini op het strand. En hoewel in bikini op het strand liggen niet meteen
mijn idee van vakantie is, wil ik toch ook graag toonbare benen die onder mijn
rokje of short uitkomen. En zo zijn er, denk ik, velen met mij. De laatste week
zag ik al heel wat joggers voorbijkomen. Je hebt natuurlijk de die-hards die
zowel in de winterse vrieskou als in de zomerse verzengende hitte zichzelf
afbeulen, maar de laatste week zag ik heel wat gelegenheidsjoggers. Mensen
zoals ik die met de start van de zomervakantie zichzelf met het goede voornemen
belast hebben om eindelijk eens iets aan die conditie te gaan doen. Als ik die
joggers voorbij zie komen, overweeg ik toch altijd even om ook de loopschoenen
aan te trekken. Maar joggen heb ik jaren geleden al opgegeven. Het is niet zo
mijn ding. Ik heb altijd het gevoel dat ik al wandelend sneller vooruitkom dan al
lopend. Daarom spring ik dezer dagen zo veel mogelijk op mijn fiets. Dat
beweegt ook en gaat heel wat sneller vooruit. En zo kom je nog eens ergens. Als
het op het terrasje van een ijssalon is, is dat natuurlijk weer minder
interessant voor de lijn, maar voor spartaans afzien is wat mij betreft de
zomer ook niet gemaakt. De fietstochtjes wissel ik af met af en toe een fikse
wandeling. Bijvoorbeeld bij ons in het bos. Gelegenheid genoeg in onze gemeente
om in een bos te wandelen. Heerlijk rustgevend. Tenminste als er geen everzwijn
achter je aankomt. Deze week nog las ik in de krant dat een vrouw (die
überhaupt was gaan joggen, maar nog niet snel genoeg bleek) werd aangevallen
door een wild varken. Ze probeerde weg te lopen, maar werd koudweg
onderuitgehaald door het agressieve beest. Afgelopen weekend zag ik zelf nog
een moedervarken met drie of vier jongen lopen, midden op de dag, netjes naast
de weg in Koersel Kapelleke. Het weekend ervoor hoorde ik van twee andere
mensen dat ze daar varkens gezien hadden: de ene moest een moedervarken met
zeven jongen de weg laten oversteken, de andere zag er eentje uit het bos komen
en weer terugkeren. Dat de everzwijnen ook hier in het bos zitten, lijdt geen
twijfel. Enkele jaren geleden zag ik er al enkele de weg oversteken in Lillo,
het bos vertoont heel veel ‘wroetsporen’ en ook mijn buurman kwam op zijn
ochtendlijke boswandeling al meermaals varkens tegen. Aan die conditie werken
is dus misschien toch geen overbodige luxe, zodat we snel genoeg kunnen lopen
als er een wild varken achter ons aankomt.
Verschenen in Het Belang van Limburg / Houthalen-Helchteren op 7 juli 2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten